Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Mensenkind, [110]zet uw aangezicht [111]naar den weg van het zuiden, en [112]drup tegen het zuiden; en profeteer tegen het [113]woud van het veld [in het] zuiden. 110. Dat is, bereid u, schik u, neem vastelijk voor om tegen het zuiden te profeteren. Vergelijk boven hfdst.6 vs.2, en onder hfdst.21 vs.2. Hier beginnen sommigen het volgende hoofdstuk, in welks begin deze figuurlijke profetie duidelijk verklaard wordt. 111. Dat is, naar Jeruzalem en Judea; want dit land was ten aanzien van Chaldea, of Mesopotamie, waarin Ezechiel nu was, zuidwaarts gelegen. Vergelijk onder hfdst.21 vs.2. 112. Zie Deut.32:2. 113. Versta het land van Juda, hetwelk zo vol mensen is geweest, gelijk een bos vol is van bomen. Vergelijk vs.47.